Voor een motorrijtuig kan een bijzonder tarief of vrijstelling motorrijtuigenbelasting worden verleend (artikelen 30 en 72 van de wet). Onder motorrijtuig wordt verstaan een personenauto, bestelauto, motorrijwiel en/of vrachtauto.
Voor vrachtauto’s met een koppelinrichting voor het voortbewegen van een aanhangwagen of oplegger, wordt de verschuldigde motorrijtuigenbelasting berekend over de toegestane maximum massa van de vrachtauto en de hoogste toegestane maximum massa van de aanhangwagen of oplegger die aan de vrachtauto kan worden gekoppeld. Een oplegger of aanhangwagen wordt dus niet afzonderlijk in de heffing betrokken.
Voor de toepassing van een bijzonder tarief of vrijstelling is vereist dat het motorrijtuig voor specifieke doeleinden moet worden gebruikt of een specifieke inrichting moet hebben. Een trekker zal hier in het algemeen niet aan voldoen. Dit zou betekenen dat vrachtautocombinaties bestaande uit een trekker met een specifieke oplegger niet voor een bijzonder tarief of vrijstelling in aanmerking kunnen komen.
Goedkeuring
Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) onder de volgende voorwaarden goed, dat voor de toepassing van het bijzondere tarief en de vrijstelling onder het begrip motorrijtuig, mede de combinatie van een trekker met een specifieke oplegger wordt verstaan.
Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:
- –De combinatie van de trekker en oplegger(s) moet voldoen aan de voor het bijzondere tarief of de vrijstelling gestelde voorwaarden en beperkingen (artikelen 30 en 72 van de wet);
- –In het verzoek om toepassing van het bijzonder tarief of vrijstelling moeten de kentekens van de trekker met de bijbehorende oplegger(s) worden vermeld;
- –De houder verklaart dat de trekker uitsluitend wordt gebruikt voor het voortbewegen van de in het verzoek vermelde oplegger(s). Het is toegestaan dat de trekker zonder oplegger wordt gebruikt om een oplegger op te halen;
- –Het bijzondere tarief of de vrijstelling geldt alleen voor de in de beschikking geduide combinatie van trekker en oplegger(s);
- –De trekker en de oplegger hebben dezelfde houder, dit moet blijken uit een gelijke tenaamstelling van de beide kentekenbewijzen (artikel 8 van de wet (afwijkend houderschap) kan hierbij van toepassing zijn).
Deze goedkeuring geldt niet voor vrachtauto’s met een (willekeurige) aanhangwagen.